Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Als nu Abraham van Sara, zijn huisvrouw, [6]gezegd had: Zij is mijn zuster, zo zond [7]Abimelech, de koning van Gerar, en nam Sara weg. 6. Te weten, uit gelijke vrees, als hem ook tevoren toen hij naar Egypte reisde, overkomen was. Zie boven hfdst.11 vs.29, en hfdst.12 vs.13, en in dit hoofdst. vs.12. 7. Men meent dat deze naam den koningen van dat land gemeen is geweest, gelijk de naam Farao in Egypte. Zie boven hfdst.12 vs.15, verg. onder hfdst.26 vs.1; Ps.34:1.